Reisverslag Piemonte 15-17 januari 2020 Door Joris Kleijs Beste lezers en lezeressen, In januari heb…
Reisverslag Campania juni 2012
door Huib Brand
Op de Vinitaly eerder dit jaar hadden wij al de nodige wijnen geproefd uit Campania, de regio waarvan Napels de hoofdstad is. In de oudheid bracht dit gebied de meest gezochte wijnen voort, o.a. Falernum, en nu is de wijnbouw er na een lange periode van neergang weer in opkomst. De productie is er veel kleiner dan die van Sicilië of Apulië, maar de kwaliteit zit in de lift. Voor rode wijn is Aglianico de meest prominente druivensoort. Die naam is afgeleid van ‘Hellenikos’; een Griekse druif dus. Vanaf ongeveer 800 voor Christus hebben Grieken vanuit hun koloniesteden in Zuid-Italië handel gedreven en een sterke culturele invloed gehad. Van de verschillende herkomstbenamingen waaronder Aglianico op de markt komt, is Taurasi de meest prestigieuze. Dit dorp ligt in de streek Irpinia, ten oosten van de lijn Avellino – Benevento. Vol verwachting gingen we dus in april allerlei Aglianico’s proeven, maar de meeste vielen ons tegen. Veel ruwe tannine en/of minder frisse geurtjes. Alleen bij één producent, en dan juist ver buiten Irpinia, was de Aglianico onberispelijk, rijk en verleidelijk. Dezelfde man, Luigi Maffini, bleek daarnaast ook superieure witte wijn te maken. We waren trouwens over het niveau van de witte wijnen in het algemeen beter te spreken dan over dat van de rode. Maar ook in Irpinia moest toch lekkere Aglianico te vinden zijn? In juni gingen Joris Kleijs en ik ter plekke op onderzoek uit. We wilden Maffini bezoeken en hoopten in Irpinia de rode speld in de hooiberg te vinden.
Luigi Maffini
Op een dinsdag namen we een vroege vlucht naar Napels. Het weerbericht beloofde vier zonnige dagen met temperaturen van 30 à 35 graden. De reclame op het riante vliegveld van Napels staat geheel in het teken van de mozzarella. Grote buffelkoppen kijken je sloom aan en je kunt je voleten aan een speciale mozzarellabar. Om een uur of tien reden we zuidwaarts langs de Vesuvius naar Salerno en bij Paestum landinwaarts naar het dorp Giungano. Met hulp van een barman en een vuilnisophaler vonden wij het mooie nieuwe huis van Maffini met 8 ha wijngaard op ongeveer 250 m hoogte en uitzicht op Capri. Het was intussen half een. Wilden we eerst proeven, wijngaarden bekijken of eten? Een kort ritje tussen de druiven leek ons een goed begin. Maffini had echter veel te vertellen onderweg en pas om half vier waren we terug voor de lunch. Luigi’s vrouw Rafaella en de voorbeeldige Lia (11) en Pietro (10) legden een engelachtig geduld aan de dag. We aten een soort grove macaroni met een heerlijke tomatensaus en, natuurlijk, mozzarella met verse tomaatjes. Van de mozzarella waren dikke strengen ineengevlochten: “hoe dikker de vorm, des te langer blijft-ie vers en elastisch, maar wij eten so wie so alleen wat op de dag zelf gemaakt is”. Nooit meer die voorverpakte minibolletjes dus! Vervolgens kregen we geroosterde aubergine en courgette en toe verse abrikozen. Alles uit de directe omtrek en oversmakelijk.
En passant proefden we de vier wijnen van het huis, van sommige meerdere jaren. Ze dragen de herkomstnamen IGT Paestum en DOC Cilento. Eerst de (witte) Fiano ‘Kratos’. Fiano is de antieke Apianum, de bijenwijn. Inderdaad geurt geen wijn honingachtiger dan een goede Fiano. Die van Maffini is daarbij iets zilt (mineraal) en fris-zacht. In Fiano proef je nooit veel zuur, maar de wijn heeft wel degelijk bewaarpotentieel. De beste Fiano van Maffini heet Pietraincatenata (‘verankerde rots’, naar een overhangende rots in het landschap. De Pietraincatenata 2010 is extreem floraal en spicy; na de vorige niet veel massiever, maar wel subtieler, zeer elegant en complex. Dezelfde wijn van 2005, niet eens een bijzonder goed jaar, leek inmiddels aan concentratie te hebben gewonnen; nog rijker en complexer, maar tegelijk zo lichtvoetig… De basis-Aglianico heet Kleos; nu leverbaar is 2010, een wijn tjokvol heel rijp maar heel vitaal fruit. Cenito is de naam van de beste Aglianico; 2009 is een enorme, veel belovende kanjer. De 2007, uit een warm jaar, toont nu enige evolutie, minder jeugdig fruit en meer tonen richting Amarone. 2006 is helemaal de wijn zoals Maffini hem wil maken: zeer diep van kleur, compact fruit, verleidelijk en toch nog heel jeugdig. Dit zijn grote wijnen, naar mijn mening vergelijkbaar met b.v. Côte Rôtie. Maffini is een perfectionist met een veeleisende smaak. Hij luistert alleen naar vinyl grammofoonplaten, niet naar cd’s. Zijn opleiding in ‘agraria’ gebruikt hij niet om een hoge productie te halen of met foefjes in de kelder minder geslaagde partijen te corrigeren. Hij oogst in één morgen het volume voor één gistingstank en volgt alle tanks afzonderlijk tot het moment van de assemblage. De beste kwaliteit rijpt op nieuw hout, de tweede op gebruikt hout. In de loop van twintig jaar heeft hij zijn percelen en druiven door en door leren kennen; nu weet hij precies hoe hij zijn nieuwe wijngaarden gaat planten. Maffini vertelde honderduit in de wijngaarden, aan tafel en in de kelder. Wij hadden eigenlijk een opnameapparaat moeten meebrengen. Na de lunch redden we naar de ruim 3 ha wijngaard dicht bij de kust, waar zich nu ook nog de kelder bevindt, en vervolgens de heuvels in naar een paradijselijk B&B met aan de ene kant uitzicht op zee en aan de andere op de hellingen met bos, graan, olijven en druiven. Dit idyllische onderkomen heet Sulle Onde della Collina, te vertalen als Op de Golvende Heuvel. Om een uur of negen waren we wel weer in voor een hapje, natuurlijk buiten. De garnaaltjes met de uitzonderlijk smakelijke courgettebloemen en de superieure spaghetti met sepia en olijven tilden de wijnen van Maffini nog een treedje hoger. Hoewel het jammer was het uitzicht op de sterrenhemel en de verre lichtjes op te geven, gingen we erg tevreden slapen.
Woensdagmorgen betraden wij de kustvlakte bij Paestum, waar drie Griekse tempels uit de periode 550 – 450 voor Christus te bewonderen zijn, misschien wel de best bewaarde uit die vroege periode. Doordat er maar weinig bezoekers waren en het hele terrein er een beetje ongeorganiseerd bijligt, konden we onszelf de ontdekkers wanen van die indrukwekkende zuilenrijen. In de graven bij Paestum is ook honing gevonden die nog steeds goed was. Niks uiterste houdbaarheidsdatum. In het museum staan o.a. beschilderde sarcofagen opgesteld, met de beroemde afbeeldingen van een symposion (drinkgelag) en de ontroerende ‘tuffatore’, die van een soort torentje gracieus de zee induikt.
Ook wij moesten nog ergens in duiken, nl. de Aglianico’s uit Irpinia. Volgens de Michelingids zou er in Eboli een restaurant zijn met veel wijnen per glas, en ook nog een ster. De naam Eboli belooft helaas niet veel goeds. In het destijds beroemde boek Cristo si è fermato a Eboli (Christus kwam niet verder dan E.) uit 1945 beschrijft Carlo Levi de uitzichtloze armoede en achterlijkheid van het gebied. En nu een Michelinster? Voor ons in ieder geval een reden om even niet verder te gaan. Eboli is nu vast veel geciviliseerder dan voor 1945; het is schilderachtig als je houdt van verval en rommeligheid. De straat genaamd Corso Garibaldi, in andere Italiaanse steden een prestigieuze allee, is hier een steegje met hoge huizen aan weerskanten. Toch moest daar de ster schitteren. Het was een kerstverhaal in juni, waardoor de Tom Tom geheel van slag raakte, maar uiteindelijk stonden we voor Ristorante Il Papavero. Op de eerste verdieping van een vroeger herenhuis zijn vijf of zes salons gevuld met antiekerig meubilair en hebben wij uitstekend gegeten voor een beschamend laag prijsje. De wijnkaart was indrukwekkend, maar van de beloofde wijnen per glas waren er maar heel weinig en die er waren leverden geen bruikbare informatie op. Wij besloten door te rijden naar Avellino, een provinciehoofdstad met hopelijk meer eigentijdse fratsen als wine bars. En zowaar. Avellino bleek voor een zuidelijk stadje luxueus en trendy te zijn en inderdaad te beschikken over zo’n etablissement, althans zo verzekerde de official in ons hotel ons. Wij dus spoorslags naar De Pascale. Dat bleek een pasticceria te zijn, een taartjeswinkel, met inderdaad annex een winkel met een ruime keus aan wijnen. Maar proeven, een serie glazen, nee. Met een subtiele mix van vleierij en intimidatie lukte het één fles geopend te krijgen. Aardige wijn, maar te veel make up van hout en daarachter grove tannine. Langdurig legden wij uit dat we handelen in wijn, niet in hout of schuurpapier; ten einde raad kwam de verkoper met nog één suggestie, zich verontschuldigend voor het feit dat dit geen dure wijn was. Wij vonden dat niet erg, kochten een fles, proefden de wijn en zie: fruit, vitaliteit en souplesse waren in onze glazen neergedaald. Avellino, stad van ontdekkingen… Wij noteerden de naam van de producent en verlieten dankbaar de taartjeswinkel. De avondmaaltijd genoten wij in een oubollig restaurant dat bij Michelin hoger scoort dan in onze beleving; we zagen er Portugese voetballers penalty’s missen tegen Spanje en werden aangeklampt door een figuur die ons graag wilde introduceren bij een zwager die alle wijnen voor half geld kon leveren. De slaap was zoet.
Donderdagmorgen zochten wij het telefoonnummer op van Marisa Grella, de producente van de wijn uit de wine bar. Geen gehoor, dus maar op goed geluk naar haar dorp, Sturno. In het dorp vernamen wij dat haar man in het gemeentehuis werkte, wij snel daarheen. ‘’Mijnheer werkt vandaag niet, maar de familie woont in dat witte huis hiernaast”. Alleen de zoon van een jaar of elf was thuis, de schoolvakantie van drie maanden was al begonnen. Bereidwillig probeerde hij zijn ouders te bellen, maar vruchteloos. Zijn getekende schets van de route naar de cantina buiten het dorp was niet overduidelijk; gelukkig kon zijn tante ons de weg wijzen door voor ons uit te rijden. Daar was dan Marisa Grella, aan het werk in haar kleine kelder, en al gauw verscheen ook haar man, Michele Graziosi. Naast de paar hectare wijngaard bewerkt hij 17 ha graan, bonen en ander zaaigoed. De wijnen van Terre Irpine, zoals het domein heet, worden gemaakt in nauwe samenwerking met een vriend die als gediplomeerd enoloog werkzaam is in dit gebied. De drie Aglianico’s waren inderdaad stuk voor stuk heel goed, stevig maar niet grof , met body en gezond fruit. Opvallend is hoe lang de wijnen in de kelder blijven alvorens op de markt te worden gebracht, zowel op dit bedrijf als elders. De basis-Aglianico van Terre Irpine is nu van 2008, de hogere kwaliteit Primo della Corte van 2007 en de Taurasi van 2006. Gelukkig, ook in Irpinia bestaan Aglianico’s die hun reputatie waarmaken.
Na dit vruchtbare bezoek reden wij naar Gesualdo, een fraai hoog gelegen dorp met een indrukwekkend kasteel. Dit is het onderkomen geweest van de 16e-eeuwse prins en componist Carlo Gesualdo, nog altijd welbekend om zijn muziek en niet minder om zijn moorden. Toen hij zijn vrouw op heterdaad betrapte met haar minnaar in bed, doodde hij beiden en stelde de lijken buiten ten toon. Ook voor een Napolitaanse prins in 1590 was dit extravagant, de zaak trok veel aandacht. Wij vonden Gesualdo een gastvrij dorp. Het restaurant dat wij er vonden was die dag dicht maar gaf ons ondanks dat te eten. ‘s Middags hadden wij een afspraak op een wijngoed in het dorp Castelfranci, waarvan wij op de beurs in april een goede indruk hadden gekregen. Met de Aglianico’s van mevrouw Marisa vers in het geheugen vonden wij die van Colli di Castelfranci nog steeds goed maar niet even goed. De Greco di Tufo (wit) was hier echter uitstekend. Met de twee eigenaars van dit bedrijf maakten wij een rondje door hun wijngaarden. De heuvels hier bestaan uit tufsteen met een laag zand, de hoogte is ongeveer 700 meter en de Aglianico wordt pas eind november geoogst (bij Maffini in oktober). Verscheidene percelen zijn 120 jaar oud, met ongeënte stokken van voor de phylloxeraplaag; sommige stammen zijn zo dik als oude appelbomen. De tussenruimte naar alle kanten is een meter of vijf, ze hebben uitlopers naar vier kanten en aan één plant hangen honderden trossen. Daarvan wordt een deel weggeknipt zodra de druiven gaan kleuren; uiteindelijk is de opbrengst toch maar iets van 50 hl. per ha, maar wel van slechts 400 stokken. Wie weet zagen de wijngaarden ten tijde van de bouw van de tempels in Paestum al net zo uit.
Tussen golvende graanvelden en bossen door reden wij westwaarts om in Caserta te overnachten. In deze stad hebben de Bourbonse koningen van Napels in de 18e eeuw een volstrekt megalomaan, oversized paleis laten bouwen, naar het schijnt het grootste bouwwerk van die eeuw in heel Europa. Het staat er nog buitengewoon imposant bij, zij het niet in perfecte staat van onderhoud. De architect heette Vanvitelli, althans zo liet hij zich, op zijn Italiaans, noemen. Zijn vader heette Van Wittel en was als schilder uit Nederland naar Italië getrokken. Afgezien van het paleis heeft Caserta weinig bezienswaardigs te bieden. Hoewel ook een provinciehoofdstad is het lang niet zo keurig als Avellino; het verkeer is er chaotisch en veel gebouwen zijn vervallen. Wij aten er smakelijk in een nederig tentje en zagen het Italiaanse elftal triomferen over de Duitse tegenstanders. Die overwinning leidde tot wat getoeter in de stad, maar lang niet tot de massahysterie die in ons ‘nuchtere’ land zou zijn uitgebroken. De volgende morgen vlogen we van Napels terug naar huis, veel kennis en ervaringen rijker.